Vocabulary

Learn New Words FAST with this Lesson’s Vocab Review List

Get this lesson’s key vocab, their translations and pronunciations. Sign up for your Free Lifetime Account Now and get 7 Days of Premium Access including this feature.

Or sign up using Facebook
By clicking Join Now, you agree to our Terms of Use, Privacy Policy, and to receive our email communications, which you may opt out at any time.
Already a Member?

Lesson Notes

Unlock In-Depth Explanations & Exclusive Takeaways with Printable Lesson Notes

Unlock Lesson Notes and Transcripts for every single lesson. Sign Up for a Free Lifetime Account and Get 7 Days of Premium Access.

Or sign up using Facebook
By clicking Join Now, you agree to our Terms of Use, Privacy Policy, and to receive our email communications, which you may opt out at any time.
Already a Member?

Lesson Transcript

In this video, you'll learn 20 of the most common words and phrases in Dutch.
Hi everybody, my name is Thomas.
Welcome to The 800 Core Dutch Words and Phrases video series!
This series will teach you the eight hundred most common words and phrases in Dutch.
Ok! Let's get started! First is…
(NORMAL SPEED)
vandaag
(NORMAL SPEED)
"today"
(NORMAL SPEED)
vandaag
(SLOW)
vandaag
(NORMAL SPEED)
"today"
(NORMAL SPEED)
Ze ziet er erg verdrietig uit vandaag.
(NORMAL SPEED)
"She looks really sad today."
(SLOW)
Ze ziet er erg verdrietig uit vandaag.
(NORMAL SPEED)
gisteren
(NORMAL SPEED)
"yesterday"
(NORMAL SPEED)
gisteren
(SLOW)
gisteren
(NORMAL SPEED)
"yesterday"
(NORMAL SPEED)
Ik heb gisteren een vrije dag genomen.
(NORMAL SPEED)
"I took a day off yesterday."
(SLOW)
Ik heb gisteren een vrije dag genomen.
(NORMAL SPEED)
morgen
(NORMAL SPEED)
"tomorrow"
(NORMAL SPEED)
morgen
(SLOW)
morgen
(NORMAL SPEED)
"tomorrow"
(NORMAL SPEED)
Zie je morgen!
(NORMAL SPEED)
"See you tomorrow!"
(SLOW)
Zie je morgen!
(NORMAL SPEED)
week
(NORMAL SPEED)
"week"
(NORMAL SPEED)
week
(SLOW)
week
(NORMAL SPEED)
"week"
(NORMAL SPEED)
Er zitten zeven dagen in een week.
(NORMAL SPEED)
"There are seven days in a week."
(SLOW)
Er zitten zeven dagen in een week.
(NORMAL SPEED)
jaar
(NORMAL SPEED)
"year"
(NORMAL SPEED)
jaar
(SLOW)
jaar
(NORMAL SPEED)
"year"
(NORMAL SPEED)
een kalenderjaar
(NORMAL SPEED)
"one calendar year"
(SLOW)
een kalenderjaar
(NORMAL SPEED)
seconde
(NORMAL SPEED)
"second"
(NORMAL SPEED)
seconde
(SLOW)
seconde
(NORMAL SPEED)
"second"
(NORMAL SPEED)
Er zijn nog vijftig seconden op de stopwatch over.
(NORMAL SPEED)
"There are fifty seconds left on the stopwatch."
(SLOW)
Er zijn nog vijftig seconden op de stopwatch over.
(NORMAL SPEED)
minuut
(NORMAL SPEED)
"minute"
(NORMAL SPEED)
minuut
(SLOW)
minuut
(NORMAL SPEED)
"minute"
(NORMAL SPEED)
Het is een minuut voor middernacht.
(NORMAL SPEED)
"It's one minute to midnight."
(SLOW)
Het is een minuut voor middernacht.
(NORMAL SPEED)
uur
(NORMAL SPEED)
"hour"
(NORMAL SPEED)
uur
(SLOW)
uur
(NORMAL SPEED)
"hour"
(NORMAL SPEED)
Ik slaap elke dag acht uur.
(NORMAL SPEED)
"I sleep for 8 hours every day."
(SLOW)
Ik slaap elke dag acht uur.
(NORMAL SPEED)
klok
(NORMAL SPEED)
"clock"
(NORMAL SPEED)
klok
(SLOW)
klok
(NORMAL SPEED)
"clock"
(NORMAL SPEED)
De klok geeft acht minuten voor twaalf aan.
(NORMAL SPEED)
"The clock reads eight minutes to twelve."
(SLOW)
De klok geeft acht minuten voor twaalf aan.
(NORMAL SPEED)
uur
(NORMAL SPEED)
"o'clock"
(NORMAL SPEED)
uur
(SLOW)
uur
(NORMAL SPEED)
"o'clock"
(NORMAL SPEED)
Het is drie uur.
(NORMAL SPEED)
"It's three o'clock."
(SLOW)
Het is drie uur.
(NORMAL SPEED)
kalender
(NORMAL SPEED)
"calendar"
(NORMAL SPEED)
kalender
(SLOW)
kalender
(NORMAL SPEED)
"calendar"
(NORMAL SPEED)
Ik heb onze feestdag aangeven op de kalender.
(NORMAL SPEED)
"I marked our anniversary on the calendar."
(SLOW)
Ik heb onze feestdag aangeven op de kalender.
(NORMAL SPEED)
maandag
(NORMAL SPEED)
"Monday"
(NORMAL SPEED)
maandag
(SLOW)
maandag
(NORMAL SPEED)
"Monday"
(NORMAL SPEED)
De werkweek begint op maandag.
(NORMAL SPEED)
"The workweek starts on Monday."
(SLOW)
De werkweek begint op maandag.
(NORMAL SPEED)
dinsdag
(NORMAL SPEED)
"Tuesday"
(NORMAL SPEED)
dinsdag
(SLOW)
dinsdag
(NORMAL SPEED)
"Tuesday"
(NORMAL SPEED)
Volgende week dinsdag
(NORMAL SPEED)
"Tuesday next week"
(SLOW)
Volgende week dinsdag
(NORMAL SPEED)
woensdag
(NORMAL SPEED)
"Wednesday"
(NORMAL SPEED)
woensdag
(SLOW)
woensdag
(NORMAL SPEED)
"Wednesday"
(NORMAL SPEED)
De woensdagavonden spelen we bij mij thuis poker.
(NORMAL SPEED)
"Wednesday nights we play poker at my house."
(SLOW)
De woensdagavonden spelen we bij mij thuis poker.
(NORMAL SPEED)
donderdag
(NORMAL SPEED)
"Thursday"
(NORMAL SPEED)
donderdag
(SLOW)
donderdag
(NORMAL SPEED)
"Thursday"
(NORMAL SPEED)
op donderdag
(NORMAL SPEED)
"on Thursday"
(SLOW)
op donderdag
(NORMAL SPEED)
vrijdag
(NORMAL SPEED)
"Friday"
(NORMAL SPEED)
vrijdag
(SLOW)
vrijdag
(NORMAL SPEED)
"Friday"
(NORMAL SPEED)
Schrijf de plannen voor vrijdag op de kalender.
(NORMAL SPEED)
"Write the plans for Friday on the calendar."
(SLOW)
Schrijf de plannen voor vrijdag op de kalender.
(NORMAL SPEED)
zaterdag
(NORMAL SPEED)
"Saturday"
(NORMAL SPEED)
zaterdag
(SLOW)
zaterdag
(NORMAL SPEED)
"Saturday"
(NORMAL SPEED)
Elke zaterdag doe ik vijf uur lang het huishouden.
(NORMAL SPEED)
"I do housework every Saturday for five hours."
(SLOW)
Elke zaterdag doe ik vijf uur lang het huishouden.
(NORMAL SPEED)
zondag
(NORMAL SPEED)
"Sunday"
(NORMAL SPEED)
zondag
(SLOW)
zondag
(NORMAL SPEED)
"Sunday"
(NORMAL SPEED)
Zondag is het Vaderdag.
(NORMAL SPEED)
"Sunday is Father's Day."
(SLOW)
Zondag is het Vaderdag.
(NORMAL SPEED)
doen
(NORMAL SPEED)
"do"
(NORMAL SPEED)
doen
(SLOW)
doen
(NORMAL SPEED)
"do"
(NORMAL SPEED)
Ik heb zo veel werk te doen!
(NORMAL SPEED)
"I have so much work to do!"
(SLOW)
Ik heb zo veel werk te doen!
(NORMAL SPEED)
gaan
(NORMAL SPEED)
"go"
(NORMAL SPEED)
gaan
(SLOW)
gaan
(NORMAL SPEED)
"go"
(NORMAL SPEED)
Ik ga in de stad naar school.
(NORMAL SPEED)
"I go to school in the city."
(SLOW)
Ik ga in de stad naar school.
Well done! In this lesson, you expanded your vocabulary and learned 20 new useful words.
See you next time!
Tot ziens.

Comments

Hide