Vocabulary

Learn New Words FAST with this Lesson’s Vocab Review List

Get this lesson’s key vocab, their translations and pronunciations. Sign up for your Free Lifetime Account Now and get 7 Days of Premium Access including this feature.

Or sign up using Facebook
By clicking Join Now, you agree to our Terms of Use, Privacy Policy, and to receive our email communications, which you may opt out at any time.
Already a Member?

Lesson Notes

Unlock In-Depth Explanations & Exclusive Takeaways with Printable Lesson Notes

Unlock Lesson Notes and Transcripts for every single lesson. Sign Up for a Free Lifetime Account and Get 7 Days of Premium Access.

Or sign up using Facebook
By clicking Join Now, you agree to our Terms of Use, Privacy Policy, and to receive our email communications, which you may opt out at any time.
Already a Member?

Lesson Transcript

In this video, you'll learn 20 of the most common words and phrases in Dutch.
Hi everybody, my name is Thomas.
Welcome to The 800 Core Dutch Words and Phrases video series!
This series will teach you the eight hundred most common words and phrases in Dutch.
Ok! Let's get started! First is…
1.
(NORMAL SPEED)
banaan
(NORMAL SPEED)
"banana"
(NORMAL SPEED)
banaan
(SLOW)
banaan
(NORMAL SPEED)
"banana"
(NORMAL SPEED)
Ik hou van fruit vooral van de banaan.
(NORMAL SPEED)
"I like fruit, especially the banana."
(SLOW)
Ik hou van fruit vooral van de banaan.
2.
(NORMAL SPEED)
appel
(NORMAL SPEED)
"apple"
(NORMAL SPEED)
appel
(SLOW)
appel
(NORMAL SPEED)
"apple"
(NORMAL SPEED)
Hoeveel appels heb je?
(NORMAL SPEED)
"How many apples do you have?"
(SLOW)
Hoeveel appels heb je?
3.
(NORMAL SPEED)
druif
(NORMAL SPEED)
"grape"
(NORMAL SPEED)
druif
(SLOW)
druif
(NORMAL SPEED)
"grape"
(NORMAL SPEED)
Die druif ziet er erg oud uit.
(NORMAL SPEED)
"That grape looks pretty old."
(SLOW)
Die druif ziet er erg oud uit.
4.
(NORMAL SPEED)
watermeloen
(NORMAL SPEED)
"watermelon"
(NORMAL SPEED)
watermeloen
(SLOW)
watermeloen
(NORMAL SPEED)
"watermelon"
(NORMAL SPEED)
Zij heeft een enorme watermeloen gekocht.
(NORMAL SPEED)
"She bought a huge watermelon."
(SLOW)
Zij heeft een enorme watermeloen gekocht.
5.
(NORMAL SPEED)
vogel
(NORMAL SPEED)
"bird"
(NORMAL SPEED)
vogel
(SLOW)
vogel
(NORMAL SPEED)
"bird"
(NORMAL SPEED)
Een vogel in de boom.
(NORMAL SPEED)
"A bird in the tree."
(SLOW)
Een vogel in de boom.
6.
(NORMAL SPEED)
muis
(NORMAL SPEED)
"mouse"
(NORMAL SPEED)
muis
(SLOW)
muis
(NORMAL SPEED)
"mouse"
(NORMAL SPEED)
De muis eet gras.
(NORMAL SPEED)
"The mouse is eating grass."
(SLOW)
De muis eet gras.
7.
(NORMAL SPEED)
zon
(NORMAL SPEED)
"sun"
(NORMAL SPEED)
zon
(SLOW)
zon
(NORMAL SPEED)
"sun"
(NORMAL SPEED)
De zon verhit de hete woestijn.
(NORMAL SPEED)
"The sun is heating the hot desert."
(SLOW)
De zon verhit de hete woestijn.
8.
(NORMAL SPEED)
weer
(NORMAL SPEED)
"weather"
(NORMAL SPEED)
weer
(SLOW)
weer
(NORMAL SPEED)
"weather"
(NORMAL SPEED)
Dit weer is verschrikkelijk.
(NORMAL SPEED)
"This weather is awful."
(SLOW)
Dit weer is verschrikkelijk.
9.
(NORMAL SPEED)
graad
(NORMAL SPEED)
"degree"
(NORMAL SPEED)
graad
(SLOW)
graad
(NORMAL SPEED)
"degree"
(NORMAL SPEED)
Het is nauwelijks één graad buiten.
(NORMAL SPEED)
"It is barely one degree outside."
(SLOW)
Het is nauwelijks één graad buiten.
10.
(NORMAL SPEED)
vrouw
(NORMAL SPEED)
"woman"
(NORMAL SPEED)
vrouw
(SLOW)
vrouw
(NORMAL SPEED)
"woman"
(NORMAL SPEED)
De vrouw draagt een zwarte trui.
(NORMAL SPEED)
"The woman is wearing a black sweater."
(SLOW)
De vrouw draagt een zwarte trui.
11.
(NORMAL SPEED)
man
(NORMAL SPEED)
"man"
(NORMAL SPEED)
man
(SLOW)
man
(NORMAL SPEED)
"man"
(NORMAL SPEED)
De directeur is een erg serieuze man.
(NORMAL SPEED)
"The director is a very serious man."
(SLOW)
De directeur is een erg serieuze man.
12.
(NORMAL SPEED)
vriendin
(NORMAL SPEED)
"girlfriend"
(NORMAL SPEED)
vriendin
(SLOW)
vriendin
(NORMAL SPEED)
"girlfriend"
(NORMAL SPEED)
Mijn vriendin is gek op winkelen.
(NORMAL SPEED)
"My girlfriend is crazy about shopping."
(SLOW)
Mijn vriendin is gek op winkelen.
13.
(NORMAL SPEED)
vriend
(NORMAL SPEED)
"boyfriend"
(NORMAL SPEED)
vriend
(SLOW)
vriend
(NORMAL SPEED)
"boyfriend"
(NORMAL SPEED)
Mijn vriend is een Canadees.
(NORMAL SPEED)
"My boyfriend is a Canadian."
(SLOW)
Mijn vriend is een Canadees.
14.
(NORMAL SPEED)
trein
(NORMAL SPEED)
"train"
(NORMAL SPEED)
trein
(SLOW)
trein
(NORMAL SPEED)
"train"
(NORMAL SPEED)
Hoe laat gaat de laatste trein?
(NORMAL SPEED)
"What time is the last train?"
(SLOW)
Hoe laat gaat de laatste trein?
15.
(NORMAL SPEED)
vliegtuig
(NORMAL SPEED)
"airplane"
(NORMAL SPEED)
vliegtuig
(SLOW)
vliegtuig
(NORMAL SPEED)
"airplane"
(NORMAL SPEED)
De passagiers vlogen met een vliegtuig.
(NORMAL SPEED)
"The passengers flew on an airplane."
(SLOW)
De passagiers vlogen met een vliegtuig.
16.
(NORMAL SPEED)
bus
(NORMAL SPEED)
"bus"
(NORMAL SPEED)
bus
(SLOW)
bus
(NORMAL SPEED)
"bus"
(NORMAL SPEED)
Gaat er vanaf het vliegveld een bus naar de stad?
(NORMAL SPEED)
"Is there a bus from the airport to the city?"
(SLOW)
Gaat er vanaf het vliegveld een bus naar de stad?
17.
(NORMAL SPEED)
taxi
(NORMAL SPEED)
"taxi"
(NORMAL SPEED)
taxi
(SLOW)
taxi
(NORMAL SPEED)
"taxi"
(NORMAL SPEED)
De vrouw stapt in de gele taxi.
(NORMAL SPEED)
"The woman is getting in the yellow taxi."
(SLOW)
De vrouw stapt in de gele taxi.
18.
(NORMAL SPEED)
spinazie
(NORMAL SPEED)
"spinach"
(NORMAL SPEED)
spinazie
(SLOW)
spinazie
(NORMAL SPEED)
"spinach"
(NORMAL SPEED)
Spinazie is een rijke bron van ijzer en calcium.
(NORMAL SPEED)
"Spinach is a rich source of iron and calcium."
(SLOW)
Spinazie is een rijke bron van ijzer en calcium.
19.
(NORMAL SPEED)
dolfijn
(NORMAL SPEED)
"dolphin"
(NORMAL SPEED)
dolfijn
(SLOW)
dolfijn
(NORMAL SPEED)
"dolphin"
(NORMAL SPEED)
De dolfijn springt uit het water.
(NORMAL SPEED)
"The dolphin jumps out of the water."
(SLOW)
De dolfijn springt uit het water.
20.
(NORMAL SPEED)
inktvis
(NORMAL SPEED)
"squid"
(NORMAL SPEED)
inktvis
(SLOW)
inktvis
(NORMAL SPEED)
"squid"
(NORMAL SPEED)
De inktvissen zwemmen bij het koraalrif.
(NORMAL SPEED)
"The squid are swimming near the coral reef."
(SLOW)
De inktvissen zwemmen bij het koraalrif.
Well done! In this lesson, you expanded your vocabulary and learned 20 new useful words.
See you next time!
Tot ziens.

Comments

Hide