Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
Body Parts in Dutch
20 words
Word Image
Body Parts in Dutch
20 words
spier
masculine
(n)
muscle
Ik heb last van spierpijn.
My muscles are sore.
bot
neutral
(n)
bone
een bot breken
break a bone
ruggengraat
feminine
(n)
backbone
De ruggengraat is opgebouwd uit verschillende kleinere botten.
The backbone is made up of several smaller bones.
hoofd
neutral
(n)
head
Draag een helm om je hoofd te beschermen.
Wear a helmet to protect your head.
nek
masculine
(n)
neck
Ik heb last van pijn in mijn nek.
I've got a pain in my neck.
been
neutral
(n)
leg
lange benen
long legs
hand
feminine
(n)
hand
Het kind heft zijn arm.
The child is raising his hand.
vinger
masculine
(n)
finger
Mijn vinger bloedt.
My finger's bleeding.
pols
masculine
(n)
wrist
vuist en pols
fist and wrist
elleboog
masculine
(n)
elbow
een elleboog buigen
bend an elbow
arm
masculine
(n)
arm
twee armen
two arms
borst
feminine
(n)
chest
Ik heb pijn in mijn borst.
I have chest pain.
enkel
masculine
(n)
ankle
een enkel verstuiken
sprain an ankle
voet
feminine
(n)
foot
Een voet heeft vijf tenen.
A foot has five toes.
rug
masculine
(n)
back
Mijn rug doet pijn.
My back hurts.
lichaam
neutral
(n)
body
menselijk lichaam
human body
maag
feminine
(n)
stomach
model van een maag
model of a stomach
bloed
neutral
(n)
blood
een ampul bloed voor de bloedtest
vial of blood for a blood test
knie
masculine
(n)
knee
De jongen viel en schaafte zijn knieeรซn.
The boy fell and scraped his knees.
huid
feminine
(n)
skin
Mijn huid jeukt.
My skin itches.
0 Comments
Top