Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
Talking about Months in Dutch
14 words
Word Image
Talking about Months in Dutch
14 words
Welke maand is het?
(s)
What month is it?
januari
masculine
(n)
January
dinsdag een (1) januari
Tuesday, January 1st
februari
masculine
(n)
February
Negenentwintig (29) februari is een schrikkeldag.
Leap year day is February 29th.
maart
masculine
(n)
March
Op het noordelijk halfrond geeft maart de start van de lente aan en op het zuidelijk halfrond de herfst.
March marks the start of Spring in the northen hemisphere and fall in the southern hemisphere.
april
masculine
(n)
April
Het is nu april dus volgende maand is het mei.
It is now April so next month will be May.
mei
masculine
(n)
May
mei bloemen
May flowers
juni
masculine
(n)
June
Wij gaan in juni trouwen.
We are getting married in June.
juli
masculine
(n)
July
Juli is vernoemd naar Julius Caesar, hij werd in juli geboren.
July is named for Julius Caesar, who was born in July.
augustus
masculine
(n)
August
De school is in augustus gesloten.
The school is closed in August.
september
masculine
(n)
September
Vandaag is het zaterdag tien september.
Today is Saturday, September 10th.
oktober
masculine
(n)
October
Halloween valt op eenendertig (31) oktober.
Halloween falls on October 31st.
november
masculine
(n)
November
Thanksgiving, donderdag vierentwintig (24) november
Thanksgiving, Thursday November 24th
december
masculine
(n)
December
Vrijdag, achttien december
Friday, December 8th
maand
feminine
(n)
month
Er zitten twaalf maanden in een jaar.
There are twelve months in a year.
0 Comments
Top